Vorige week dronk ik weer filterkoffie. En het was net zo lekker als vroeger. Vroeger: zo’n vijftien jaar geleden. Ooit begonnen we allemaal met zo’n langzaam pruttelend apparaat, maar ik heb het niet over de eerste kop koffie in mijn leven. Nee, ook in mijn studententijd stonden mijn huisgenoten en ik geleund tegen het aanrecht te wachten tot de koffie doorgelopen was. Ondertussen gepruttel, heerlijke koffiegeur en alle rust en ruimte voor een goed gesprek.
Heel anders dan het enorme kabaal en de capriolen die ik nu uithaal om een espresso of cappuccino voor vrienden of manlief te maken. Koffiebonen malen: geen woord te verstaan. Koffie aanstampen: opperste concentratie. Melkschuim kloppen: conversatie onmogelijk. En nog haasten ook, want je wil nu nog maar één ding: zitten, kletsen en genieten van een opperbeste eerste slok hete koffie.
Vorige week was het weer even zoals vroeger. Overgeleverd aan een vakantiehuisje in Zeeland met slechts een Senseo-apparaat en een heus koffiezetapparaat. De keuze was dus snel gemaakt. Die wel. Die van het merk koffie verliep wat moeizamer, met slechts drie soorten Oudhollandse filterkoffie in de schappen van de lokale supermarkt. Douwe Egberts werd de gelukkige. En dát was ik een halfuurtje later ook. Na wat gestoei met de verhouding koffie/water stond het apparaat in volle glorie op het aanrecht te pruttelen. Ik liep vervolgens naar buiten met twee koppen filterkoffie en mijn vriendin zei na de eerste slok: ‘Dit gaan we vaker drinken.’
En volgens mij kan het nóg beter. Want ik heb de filterkoffie uit Italië nog niet geprobeerd.